Debatcentrum De Grens

Onderwijsbestuurder Paul Rüpp over vrijheid:

‘We naderen het punt dat vrijheid wordt geprivatiseerd’

Onderwijsbestuurder Paul Rüpp over vrijheid:
Door Loek Borrèl en Rob Vrolijk

Tijdens de dodenherdenking van 4 mei 2019 op het ‘Engels Kerkhof’ in Uden hield voorzitter van het College van Bestuur van Avans Hogeschool Paul Rüpp een verhaal over vrijheid. Deze toespraak maakte dermate veel indruk dat Debatcentrum De Grens hem vroeg om zijn licht nogmaals over dit onderwerp te laten schijnen tijdens onze eerste bijeenkomst van het nieuwe seizoen. Op zondag 1 september. Ondanks zijn ongetwijfeld volle agenda, nam hij onze uitnodiging aan. Mooie aanleiding om hem tevens te vragen voor een interview en ook daarin zei hij zonder enige aarzeling zijn medewerking toe.

Rüpp voelt zich als jongeman aangetrokken door de politieke ideeën van Joop den Uyl en diens PvdA. Maar als hij in 1989 door oud-wethouder (van KVP/CDA-huize – red.) Harrie van den Elsen wordt uitgedaagd om na zijn actieve lidmaatschap van verschillende maatschappelijke organisaties en een correspondentschap bij het Brabants Dagblad bestuurdersverantwoordelijkheid te nemen, werd het om verschillende redenen toch CDA: ‘Ik had moeite met het PvdA standpunt om geen kernwapens te stationeren in Nederland. Ik was absoluut geen aanhanger van VS-president Ronald Reagan, maar ik ben ervan overtuigd dat onder andere de dreiging van stationering van kernwapens in Nederland heeft bijgedragen tot het beëindigen van de Koude Oorlog. Verder staat de PvdA in de socialistische traditie van de staat die alles regelt voor de burger. Terwijl de liberalen van de VVD de rol van de staat zoveel mogelijk willen minimaliseren en het individu centraal stellen. De confessionelen van het CDA staan daar tussenin. Wij leggen de verantwoordelijkheid bij de gemeenschap. Niet bij het individu. De gemeenschap biedt weliswaar alle ontplooiingsmogelijkheden voor het individu, maar wel altijd in verbinding met elkaar. Diezelfde gemeenschap dus. Bij het CDA horen de begrippen ‘publieke gerechtigheid’, ‘solidariteit’, ‘rentmeesterschap’ en ’spreiding van verantwoordelijkheid’. Dat sprak me destijds aan en dat doet het nog steeds. Al is de koers van het CDA – zeker onder Buma – drastisch anders.’

 

Liberalisering en privatisering

Is het voor Rüpp dan niet zuur dat juist het liberale gedachtegoed nu al ruim vijfentwintig jaar de boventoon voert in de politiek? En dat in de huidige politiek het ‘rentmeesterschap’ ten aanzien van milieuvraagstukken en de solidariteit met de zwakkeren in de samenleving ver te zoeken is? Rüpp: ‘In de politiek zie je stromingen opkomen en neergaan. Vanaf eind jaren tachtig kreeg het neoliberale denken stevig de wind in de rug. Ook in mijn partij. Met als gevolg privatisering van staatsbedrijven en schaalvergroting in allerlei sectoren, waaronder het onderwijs. Ik zie daar nu twee soorten reacties op. Aan de ene kant de nationalistische en chauvinistische met een sterk rechtse signatuur. Gericht op polarisatie. Aan de andere kant een beweging die er juist voor pleit om de verschillen tussen burgers te verkleinen. Een voorbeeld: denk aan de supervermogenden die de laatste decennia in de gelegenheid zijn gesteld om zichzelf exorbitant te verrijken tegenover een groeiende groep mensen die niet of nauwelijks hebben geprofiteerd van de economische groei. Dan is het de opdracht aan de politiek om die oplopende confrontatie te dempen en een beleid te entameren om de verschillen te verkleinen. En dat is nu juist wat die opkomende, zogenaamd populistische partijen niet doen. Tegelijkertijd begrijp ik hun populariteit wel. De globalisering is historisch gezien altijd voorbehouden aan een kleine groep vooraanstaanden. Voor hen is de aardbol inderdaad steeds kleiner geworden, maar een groot deel van de burgers heeft het te druk om financieel “het einde van de maand te halen”. Zij maken zich zorgen over de veiligheid in hun leefomgeving. De leefbaarheid ervan. Kunnen zij in de toekomst nog wel optimaal profiteren van de gezondheidszorg? Hoe ziet de toekomst van hun kinderen er uit?’

 

De chauvinistische politiek van de alfaman

‘De globalisering is met name in het voordeel van de extreem grote ondernemingen die geen band meer hebben met de gemeenschappen waarin ze zich begeven. Hun relatie met de mensen is niet meer dan “verleiden, betalen en afleveren”. Wat het extra cynisch maakt, is dat de macht van de aandeelhouders de laatste jaren zo enorm is toegenomen. De Begrippen als “solidariteit” of “investeren in de wortels van de samenleving” spelen geen enkele rol in dit soort bedrijven. De winsten vloeien dan ook niet terug in de markt, maar verdwijnen in de zakken van de aandeelhouders. Uiteindelijk destabiliseert dat de onderlinge solidariteit in de samenleving en ik vind dat we daar iets aan moeten doen.’ ‘De globalisering roept weerstand op bij kleinere bedrijven en mensen die zich verzetten tegen deze tendens en opkomen voor de eigen identiteit. Mijn stellingname tijdens die 4 mei lezing was dan ook dat wanneer mensen zich niet meer gehoord voelen, ze zichzelf afkeren van deze politiek en in opstand komen. Via mensen als Trump, Orban, Bolsonaro en Erdogan die zeggen dat ze naar hen luisteren en kiezen voor een nationalistische, chauvinistische politiek die appelleert aan die gevoelens van verlatenheid en achter gesteldheid.’

 

Privatisering is doorgeslagen

Op de vraag of het niet tijd is om de verzorgingsstaat zoals we die ooit hadden in afgeslankte vorm te herstellen, antwoordt Rüpp: ‘Alle politieke partijen komen voort uit emancipatiebewegingen die opkwamen voor de belangen van hun achtergestelde achterban. Of het nu de liberalen zijn, de socialisten of de katholieken. En die emancipatiebewegingen kregen allemaal hun vertegenwoordigers in het parlement. DENK is daar het laatste voorbeeld van. Tegelijkertijd zie je dat de laatste dertig jaar de consensus tussen de traditioneel grote stromingen enorm is toegenomen. De politiek werd minder een arena waar de tegenstellingen werden “uitgevochten” en meer het theater van het compromis. En in al die jaren hebben politieke beleidsmakers de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor cruciale maatschappelijke taken geprivatiseerd. Denk bijvoorbeeld aan gezondheidszorg, volkshuisvesting en onderwijs.’ ‘Vervolgens heeft de politiek in de meeste gevallen ook het toezicht ‘van zich af georganiseerd’, kijk bijvoorbeeld naar de Zorgautoriteit. Daar zit voor mij een knelpunt: de vraag is gewettigd of je publieke verantwoordelijkheid – bijvoorbeeld voor het geld dat door de gemeenschap is opgebracht – wel op deze manier mag organiseren. Moet die verantwoordelijkheid niet terug naar de democratisch gekozen overheid die vervolgens verantwoording aflegt aan de burgers? Want de niet-politieke bestuurders die nu de verantwoording dragen in al die nationaal georganiseerde toezichthoudende (bestuurs)organen, zijn niet rechtstreeks door het parlement ter verantwoording te roepen, laat staan dat de burger daar invloed op heeft. Daardoor wordt het schimmig en dus in de ogen van velen verdacht. De politiek dient zichzelf dus de vraag te stellen hoe ze onze publieke organisaties weer direct verantwoording kan laten afleggen aan de publieke overheid zonder overigens de uitvoering zelf ter hand te nemen. De besteding van de middelen, de inrichting van de organisatie, de staat van het onroerend goed moeten aan de publieke organisaties zelf worden overgelaten. De overheid controleert of de middelen doelmatig worden besteed conform de door de overheid opgelegde publieke doelstellingen met de daarbij horende kwaliteit en of de publieke instellingen hun beloften waar maken. En daar debatteert de Kamer over met de regering. Op die manier heeft de burger weer invloed op het beleid middels verkiezingen.’

 

 

 

‘De paradoxale neiging is er in de politiek en de samenleving om de vrijheid steeds verder te beperken om deze te behouden.’

Carrière in vogelvlucht

Paul Rüpp (10 december 1957, Breda) werd wel de ‘onderkoning van Brabant’ genoemd, maar zelf houdt hij zich verre van dit soort kwalificaties. Hij is zelfverzekerd, maar zeker niet arrogant. Hij geeft toe dat hij een zondagskind is en dat hij in zichzelf gelooft: ‘Ik ben eigenwijs, maar sta open voor tegenspraak. Dat levert betere resultaten op’, zo zegt hij in het Brabants Dagblad van 2 augustus 2003. Hoe het ook zij, wie Rüpp interviewt kan niet heen om zijn geslaagde carrière als politicus en bestuurder. Tussen 1991 en 1998 als wethouder van de gemeente Uden. Na vijf jaar directielidmaatschap bij Beter Bed keert Rüpp in 2003 terug in de politiek. Als lijsttrekker voor het CDA in Noord-Brabant en later als gedeputeerde van Noord-Brabant. Dat doet hij tot 2009 en sindsdien is hij voorzitter van het college van bestuur van Avans Hogeschool. Per 1 maart 2012 treedt hij toe tot het landelijke bestuur van de HBO-Raad. Sinds 1 januari 2013 is Rüpp voor Noord-Brabant Kamerheer van Koningin Beatrix en na de troonswisseling op 30 april 2013 van Koning Willem-Alexander.

 

Hoe bedrijf je identiteitspolitiek?

‘Een ander probleem van deze tijd is de discussie rondom identiteit. Francis Fukuyama schrijft in “Het einde van de geschiedenis en de laatste mens” dat elke beweging een tegenbeweging oproept. Net zo lang totdat vanuit die strijd een status quo is ontstaan van “rust, orde en welzijn”. En dan houdt de geschiedenis op. Komt deze status quo er niet, dan krijg je steeds nieuwe tegenbewegingen. Zoals rond 2000 met de opkomst van Pim Fortuyn.’
‘Twee opmerkingen over identiteit. Positief is dat je als mens de erkenning krijgt dat je ertoe doet in de samenleving. Dat versterkt de gemeenschapszin. Aan de negatieve kant versterkt identiteit het groepsdenken in sekse, culturele, religieuze of politieke achtergrond waardoor de samenleving versplintert en polariseert. De gemeenschap als optelsom van afzonderlijke individuen of kleine groepen. Dat beangstigt me.’
‘Identiteitspolitiek in onze multiculturele samenleving vraagt om politici met verantwoordelijkheidsbesef. Die de kloof en de tegenstellingen niet willen vergroten en uitbuiten; maar juist oog hebben voor de samenhang. Met andere woorden: hoe behoud je het persoonlijke en het individuele terwijl je tegelijkertijd verbinding zoekt met die ander, vanuit een positie van respect en solidariteit.’
‘De sleutel tot het positieve “identiteitsbegrip” ligt in het onderwijs. Binnen de veilige muren van het klaslokaal moeten onderwijsgevenden en leerlingen/studenten open en vrij met elkaar in gesprek kunnen gaan over heikele onderwerpen. Docenten die bepaalde onderwerpen uit de weg gaan of niet aanhoren? Dat vind ik fout. De schoolleiding moet een situatie creëren waarin docenten en studenten zich volstrekt veilig voelen om hun mening te geven over wat dan ook. Iedere docent en leerling is vrij om te zijn wie of wat hij of zij is. Gevrijwaard van elke vorm van fysiek of psychisch geweld. De school is het eerste platform waar gemeenschapszin weer inhoud moet krijgen.’
‘Tijdens een rede op onze onderwijsdag in april van dit jaar heb ik mij uitdrukkelijk uitgelaten over de kliklijn van Forum van Democratie om “linkse” docenten aan te geven. Ik vind dat buitengewoon schadelijk. Zowel “linkse” als “rechtse” docenten moeten in alle vrijheid hun werk kunnen doen. Het is niet meer dan normaal dat studenten op een hogeschool weten welke mening hun docent er op na houdt. Ze zijn volwassen genoeg om met de docent in gesprek te gaan en hun eigen mening tegen het licht te houden. Dat is ook de kern van het open debat. Dat je je mening staaft aan die van anderen.’

 

Vrijheid onder druk

‘Met de komst van gastarbeiders in de jaren ’60 uit mediterrane gebieden, zie je vooral in de arbeiderswijken van grote steden een latent racisme opkomen. De samenstelling van de buurt verandert, mensen kunnen elkaar niet meer aanspreken omdat ze elkaar letterlijk niet verstaan, de culturele verschillen zorgen regelmatig voor onbegrip en later tot afwijzing. En terwijl de witte bevolking nog steeds niets merkt van racisme, de politiek dit onderwerp niet als een thema beschouwt, merkt de “nieuwkomer” dat de bejegening niet altijd positief is. Achteraf moeten we dus constateren dat we de uitwassen van de multiculturele samenleving te lang onbesproken hebben gelaten. We hebben het onbehagen in de oude buurten te lang genegeerd, begrip getoond voor het verkeerde en hebben als politiek geen goed beleid ontwikkeld om de specifieke bevolkingsveranderingen in goede banen te leiden. Aanvankelijk vooral in de grote steden, maar later ook in de provincie.’
‘Als gevolg van deze ontwikkelingen is onze vrijheid onder druk komen te staan. De paradoxale neiging is er in de politiek en de samenleving om de vrijheid steeds verder te beperken om deze te behouden. We maken steeds meer ad hoc wetgeving om zaken te regulieren die we niet binnen ons idee van vrijheid kunnen plaatsen. De wet “Gedeeltelijk verbod gezicht bedekkende kleding”, in de volksmond “het boerkaverbod”. Ik vind het bijna onvergeeflijk dat wij in Nederland instemmen met zo’n wetgeving. Los van de vraag of zo’n boerka vrouwonvriendelijk is of niet. De vrijheid om te dragen wat je wilt en te zijn wie je bent moet een grondrecht zijn in ons land. Je beperkt de vrijheid als je een groep hiervan uitsluit. De staat bemoeit zich steeds meer met ons privéleven. Een ander voorbeeld daarvan is het rookverbod in openbare gelegenheden. Rationeel heb ik er alle begrip voor dat er zoiets is als een antirookwetgeving. Het is goed voor de gezondheid, het eten in restaurants smaakt beter, maar het verbod schuurt enorm met de persoonlijke vrijheid van mensen om zelf te beslissen wat goed of fout voor hen is.’

 

Hoe heilig is onze vrijheid?

Het merkwaardige nu is dat juist de emancipatiestromingen als het liberalisme, de christendemocratie en een deel van de socialisten wetgeving invoeren die de verworven vrijheden weer inperken. Voortkomend uit ressentimenten in de samenleving waarmee veel stemmen zijn te winnen. We leven in een omgekeerde wereld. Politieke partijen opereren niet langer vanuit een eigen ideologie of gedachtegoed, maar op basis van strategische overwegingen. Met welke stellingnames krijg ik de meeste kiezers achter me. Dat is geen politiek bedrijven, maar marketing en daar heb ik weinig begrip voor. Het resulteert erin dat partijen nauwelijks in staat zijn de consequentie van een bepaald beleid onder ogen te zien, maar vooral kijken naar het korte termijn succes bij de potentiële stemmers. Met slechte wetgeving als gevolg.’
‘Ik vind het zorgwekkend dat we het punt naderen dat vrijheid wordt geprivatiseerd. Dat bepaalde groepen meer kansen op vrijheid hebben dan anderen. Ben je niet in staat om te leven volgens de ‘gezonde’ wetgeving van de overheid? Dan word je gestraft met vrijheidsbeperkende maatregelen. Of dat meer vrijheid kan worden ‘gekocht’. Dat iemand met veel geld gewoon zijn boetes op ongezond eten of roken waar dat niet mag gewoon kan betalen, terwijl de minderbedeelde zich steeds minder kan veroorloven.

 

Duidelijke keuze voor ontwikkelen eigen visie

Binnen het CDA zijn we in een fundamentele discussie beland hoe we de toekomst van de christendemocratie moeten vormgeven: moeten we ons oor te luister leggen bij de meningen die onder de bevolking leven en daar onze politiek op afstemmen? Of moeten we juist als christendemocratische politiek een eigen visie geven op de grote vragen voor de toekomst. Zoals je uit dit gesprek mag afleiden, kies ik volmondig voor het tweede.

Lees ook het interview met Maashorst Vooruit Voorman Jeroen van den Heuvel.

 

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

En krijg het boek ‘Zoete inval. Als in Uden de pot kookt, bloeit de vriendschap’ cadeau!

Opinie